Groot, groter, groots. Hebben niet alle dingen hun maat? Zo ook heeft Museum Küppersmühle in Duisburg aan de binnenhaven zijn maat. De eerdere graanoverslag en malerij, een hoog industrieel blok, torent boven het water van de binnenhaven uit en is nu met 2.400 m2 vloeroppervlak en hoge zalen, sinds 1999 een museum voor echt 'super grote' kunstwerken. Werken zo groot, dat je je er totaal door gedomineerd voelt of misschien zelf een beetje door wordt geïntimideerd? Maar dan toch, laten we eens even kijken wat we er dan kunnen zien? Veel werken van de grote nieuwe Duitse schilders zoals; George Baselitz, Jörg Immendroff, A.R. Penck, Markus Lüpertz, Gerhard Richter etc.
Als we langs het rijtje namen hebben gekeken hierboven, is voor elk van deze kunstenaars zo'n zaal met de uitdaging om enkele kunstwerken te produceren op een dergelijke maat? Hoeveel tubes verf gaan daarin, is de onwaarschijnlijke vraag, die dan bij mij opkomt. Wilden de kunstenaars het wel proberen, iets van een dergelijke afmeting te produceren? Of zijn ze speciaal voor dit gebouw gevraagd? Waren de kunstwerken er al en was er het dilemma: "Wohin den jetzt darmit?" Ondanks dat een kunstenaar zich mogelijk goed kan verhouden tot elke maat, wordt het volgens mij toch voor de beschouwer soms wel een probleem.
Laten we eens even stilstaan bij de zaal van Anselm Kiefer. Vier doeken van enorme proportie, drie uit de serie Sternnen Lager No. II, III en IV (1998) en Cette Obsure Clairité, qui tombe des étoilles (1998) uit het zelfde jaar. Iets van dergelijke afmetingen is hier moeilijk weer te geven. Gezien de mogelijkheden worden het al snel postzegels, waarin elk detail weg zinkt, als ik het zo mag zeggen. Maar goed, wat als je echt oog in oog met een kunstwerk van een degelijke maatvoering staat? Wat zie ik, wat ervaar ik als je zo een hele zaal hebt met wel drie of vier stuks? Kijken we naar het werk van Anselm Kiefer, dan is deze serie niet van een 'loodzwaar' karakter dat we wel kennen uit andere series. Zijn door de kleuren van de aarde bepaald palet, is meestal donker en somber. Deze kunstwerken ogen lichter, maar zijn wel gemaakt met de bekende dikke huid vol craquelures. Ze ogen een beetje als een sterke uitvergroting van zeg bijvoorbeeld het oppervlak van het voorhoofd van de Mona Lisa van Leonardo Davinci 400 jaar later. De laag met aarde, stro, schellak, pigmenten, emulsie en zand op doek, waarin in pastellen tinten een afbeelding tot stand komt met een monumentaal karakter, is vol van scheuren en barsten.
In dit geval komt hieruit een beeld naar voren van een onderaards depot met stellingen, met op de schappen, van nummers voorziene bakken, lades of stapels boeken, die hoog boven ons uit torenen: Groots! Hele stapels, maar de geïsoleerde manier van presenteren, op elke wand een van de gigantische doeken, maakt het hier niet tot een eenheid. De eenzame zitkubus in het midden, maakt als je daarop plaats neemt je alleen maar meer bewust van de afstanden, die je hier moet overbruggen.
Het oeuvre van Anselm Kiefer laat zich plaatsen in de traditie van de Duitse romantiek. Tegen over de geweldige vernielzucht van de mens, plaatst hij de vruchtbaarheid van de aarde. De poëtische verwijzing tussen vernietiging en geboorte neemt er een centrale plaats in in zijn werk. De kunstenaar werd in 1945 zelf in een ruïne geboren: een ruïne van een huis, in een ruïne van een land en op een ruïne van onze beschaving. Zijn werk is doordrongen van het idee van verval en wederopstanding. Het verhaal van de 'vallende sterren' - hoe nieuwe sterren ontstaan uit de brokstukken van oude sterren, oplichten en opnieuw uitdoven - is een metafoor voor leven en dood, sterven en opnieuw geboren worden. Sterren dienen hier dan ook te worden gekoesterd en in een groot depot te worden beschermd.
De nog altijd aanwezige invloed van de Duitse romantiek weerspiegelt zich vooral in Kiefers visie op zijn artistieke projecten. Projecten omvatten zowel de architectuur als de beeldhouwkunst en de schilderkunst. De maatschappij maakt volgens Kiefer deel uit van een groter kosmisch geheel dat bestaat uit de hemel, het aardoppervlak en de onderwereld. Zo maakte hij in 2007 een gigantische installatie in het Grand Palais, waarin hij in een alles omvattende vormgeving een geheel eigen wereld schept om dit begrip en deze ziens wijze uit te beelden.
Kiefer is het voorbeeld van de erudiete kunstenaar. In tegenstelling tot de figuratieve, vrij toegankelijke vorm van zijn werk, is de diepere betekenis ervan abstract en raadselachtig. Zowel de overweldigende monumentaliteit als het aantrekkelijke materiaalgebruik spreken veelal onmiddellijk aan. Maar de verwijzingen naar literatuur, wetenschap, alchemie, Hebreeuwse geschriften, Duitse sagen, legenden en volksverhalen maken de werken moeilijk leesbaar.
Zonder aanvullende informatie is het moeilijk die dieper lagen in het werk van Anselm Kiefer te doorgronden. Toch beweert Kiefer zelf, dat je zijn werk niet per se eerst hoeft te 'begrijpen'. 'Je moet vooral kijken', zegt hij. 'Kijken met je eigen ogen, kijken met je eigen geschiedenis, kijken om op die manier met je eigen verhaal het werk te vervolledigen.' Op die manier is het volgens Kiefer dus, de naar zijn werk kijkende beschouwer, die zo zelf het werk voltooit.
Fotobijschriften: Nr 1 MKM Oevergevel, Duisburg. Nr 2, 3 en 4 Anselm Kiefer, Sterrenlager II, III, IV, 1998. Nr 5, Centraal deel totaalinstallatie Grand Palais Parijs 2007